College en coalitie moeten de startersleningen maar snel vergeten, vindt Hart. ‘Het is als een stoelendans: je leert mensen snel te gaan zitten, maar het probleem is dat er te weinig stoelen zijn.’
Een starterslening is een aanvullende hypothecaire lening, zeg maar tweede hypotheek. De geldschieter is niet de bank, maar de gemeente. Die leent het geld aan nieuwkomers op de woningmarkt. Die, doorgaans jonge, mensen hebben nog geen grote zak spaargeld of winst uit de verkoop van een ander huis en hebben het daarom knap lastig om een huis te kopen. Extra budget lijkt dan te helpen.
Onzalig idee
Het idee om zo’n lening in te voeren staat in het coalitieprogramma van CDA, VVD, Hier en PvdA/GroenLinks. Hart hoopte dat de schrijvers het inmiddels waren vergeten, maar een poosje terug ging het er tijdens een commissievergadering toch weer over. Ook in de begroting 2024 is het als proefballonnetje opgenomen.
In de toenmalige gemeenteraad van Schijndel verzette Hart zich al tegen het, in haar ogen, onzalig idee. Gerenommeerde economen denken er precies zo over, las de fractie onlangs in het dagblad Trouw.
De krant schrijft: ‘Extra krediet in de vorm van startersleningen zorgt dat er nog meer geld naar de woningmarkt vloeit en dat de prijzen dus verder stijgen’. Econoom Dirk Bezemer zegt in het artikel: ‘Het zijn geitenpaadjes om schulden nog hoger te laten oplopen’.
Stoelendans
Stefan Groot is woningmarkteconoom en denkt er precies zo over. Hij maakt in de krant een vergelijking met een stoelendans: je leert mensen hoe ze sneller op een stoel kunnen gaan zitten, maar je hebt er niks aan als er steeds te weinig stoelen zijn voor alle deelnemers. De stoelen blijven schaars en de prijzen worden hoger, zeker als de stoelendansers extra geleend geld meenemen.
Met de startersleningen wordt de woningnood niet minder en worden de prijzen verder opgedreven. Niet doen dus Er is, vindt Hart, eigenlijk maar één oplossing: meer huizen bouwen en dan vooral gezinswoningen voor lage én middeninkomens.